Tim wil het liefst weer kind zijn
9 februari 2021
De afgelopen twee jaar heeft acteur en theatermaker Tim Schouten nauwelijks stilgezeten. Hij rondde zijn acteursopleiding aan de HKU af en daarna zijn master muziektheater aan ArtEZ. Tussendoor richtte hij zijn eigen theatergezelschap op, Dear T, en maakte hij vier voorstellingen. Twee daarvan, De kleine mens en David & Goliath: de Smartlappenopera, zijn in 2021 op Tweetakt te zien. Daarnaast werkt Tim momenteel voor Tweetakt aan een nieuwe voorstelling, De dingen die we niet zien, die op het festival in première zal gaan.
Ha Tim, jij werkt regelmatig samen met kinderen aan je voorstellingen. Waarom ben je daarmee begonnen?
‘Soms zou ik zelf het liefst weer kind willen zijn, omdat kinderen nog zo goed in hun eigen, imaginaire wereld kunnen leven. Ze bezitten nog niet zoveel kennis en dat is eigenlijk fantastisch, omdat ze daardoor open staan voor van alles en nog wat. Daar kunnen volwassenen veel van leren. Toen ik aan de master muziektheater begon, vroeg ik me af hoe ik kinderen serieus kon nemen. Veel makers zeggen dat ze dat belangrijk vinden, ik ook, maar ik wist nog niet wat het voor mij betekende. Ik dacht: als ik ze serieus wil nemen, dan moeten ze de mogelijkheid hebben om mij als maker te beïnvloeden.’
Hoe doe je dat, je laten beïnvloeden door kinderen?
‘In een eerste onderzoek liet ik de kinderen uit het publiek de hele voorstelling meedoen op de vloer. Ze hadden daarin een bepaalde verantwoordelijkheid, maar ik had alsnog alles van tevoren bedacht. Daarom ben ik daarna een voorstelling (De kleine mens) gaan maken, waarbij ik al in het maakproces met kinderen aan de slag ben gegaan. Twee maanden lang interviewde ik een groep kinderen over hoe het is om kind te zijn. Met dat materiaal maakte ik vervolgens een voorstelling. De vraag of ik genoeg ruimte geef aan kinderen, kwam ook na het maken van die voorstelling weer terug. Ik vraag me steeds weer af: hoe kan ik kinderen nog meer ruimte geven?’
Wat heb je tijdens die gesprekken over kind-zijn van hen geleerd?
‘We hebben veel gepraat over wanneer je geen kind meer bent. Daar kwam onder andere uit voort dat volwassen worden misschien al begint als je je gaat schamen. Dat vond ik een interessante gedachte en ik vraag me nu af of je, als je je schaamte loslaat, misschien weer iets van het kind-zijn kan terugvinden.
Toen ik begon met theater, als acteur, denk ik dat ik het vooral fijn vond om de realiteit even te ontvluchten, net als jonge kinderen weer even in een imaginaire wereld te kunnen leven. Nog steeds schep ik die werelden als theatermaker, alleen merk ik jammer genoeg dat ik me daar vaak niet meer echt in kan verliezen. Dan ben ik te veel bezig met wat anderen ervan vinden. Ik hoop dat ik uiteindelijk die schaamte kan overwinnen en het kind in mezelf weer terug vind.’
In de voorstelling die je nu maakt, De dingen die we niet zien, betrek je opnieuw kinderen in het maakproces. Denk je dat je ze nog meer ruimte kan geven dan in De kleine mens?
‘In De kleine mens is mijn eigen verhaal ook een lijn en die was er al aan het begin van het maakproces. Bij De dingen die we niet zien heb ik er nu heel bewust voor gekozen om te starten met het praten met de kinderen, dat materiaal te verzamelen en van daaruit de koers te bepalen. Er komt hoe dan ook iets van mezelf in, want ik maak de voorstelling, maar op deze manier komt mijn verhaal voort uit de gedachten van de kinderen, in plaats van andersom.’
Wat was jouw hoogtepunt van de afgelopen paar jaar?
‘Ik weet niet zeker of dit mijn hoogtepunt was, maar ik moet meteen denken aan een moment dat ik heel hard moest huilen. Op het Nederlands Theater Festival mocht ik een voorstelling pitchen voor een zaal vol mensen uit de jeugdtheatersector. Tijdens de vijf minuten dat ik mijn verhaal hield, begon ik heel hard te huilen, voor al die mensen, omdat het zoveel urgentie voor mij had. Dat was een goed moment, omdat ik merkte dat het maken van mijn eigen voorstellingen echt iets met me doet. Het hoort bij mij, het past bij mij en ik moet er iets mee.’
Waar was je toen over aan het praten, toen je begon te huilen?
‘Ik heb delen gebruikt uit een manifest dat ik in het laatste jaar van de toneelschool heb geschreven. Dat manifest heb ik toen ook heel hard huilend voorgelezen. Wil je er een stukje van horen?’
Ik ben nu wel benieuwd wat jou zo aangreep.
‘Okee, ik zal proberen het droog te houden. Het manifest ging over hoe het voor mij is om christelijk en kunstenaar te zijn. Op mijn opleiding had een docent tegen mij gezegd dat het lastig is om een goede kunstenaar te zijn als je christelijk bent, “omdat je dan al een waarheid hebt.” Het klopt natuurlijk dat het niet gemakkelijk is voor een christen op de toneelschool, maar dat is het voor geen enkel persoon. Het vraagt veel van je tijd, je denken, je lijf, je houding en je ziel.’
Ik kan me voorstellen dat het een naar moment was, toen je docent dat zei.
‘Ja, dat was heel naar. Ik ben er nooit van overtuigd geweest dat ik alle waarheden heb, die heb ik absoluut niet.’
Hoe kijk je nu, nu je afgestudeerd bent en als kunstenaar werkt, naar de combinatie van theatermaken en christelijk zijn?
‘Voor mij staan die twee dingen helemaal niet tegenover elkaar. Het gevoel van verbinding waar de kerk voor zorgt, zoek ik ook in het theater. Dat gevoel dat je krijgt als je met een groep mensen in dezelfde ruimte zit en hetzelfde ervaart.
Ik ben de afgelopen jaren wel anders gaan kijken naar het christendom. Mijn blik is veranderd, zeker sinds ik uit de kast ben gekomen. Ik ben minder dogmatisch geworden. Ik vind de term “christen” soms lastig, omdat er vooroordelen aan kleven, er is een bepaald beeld van christenen waar ik niet meer aan voldoe.’
Wat voor beeld dan?
‘Iemand die naar een kerk met orgel en dominee gaat, die niet in evolutie gelooft. Als kind geloofde ik alles wat er in de bijbel staat, ik geloofde dat alles precies zo was gebeurd. Dat is nu veranderd, hoewel ik daar soms ook stiekem wel weer naar terugverlang. Dat ik geloof als een kind in al die mooie verhalen, dat kan ik nu niet meer.’
Geloof is een terugkerend thema in je voorstellingen. Wat wil je daar nog over te weten komen, waarom maak je er voorstellingen over?
‘Ik ben op zoek naar de waarde die het christendom en de verhalen uit de bijbel nu voor mij hebben. Ik ben ervan overtuigd dat die waarde er is. Ik vraag me steeds af: wat kunnen deze verhalen betekenen voor zowel christenen als niet-christenen? Welke universele waarden dragen deze verhalen in zich?
Als kind was David en Goliath mijn favoriete bijbelverhaal. Ik kon me verplaatsen in David, een heel jong iemand die erin slaagt een reus te verslaan. In de voorstelling David en Goliath: de Smartlappenopera zet ik die thematiek centraal, pluis ik het verhaal verder uit. Ik vind het nog steeds een mooie en bemoedigende gedachte dat je grootse dingen kunt bereiken, ook als je jong bent. Of misschien wel juist als je jong bent.’